Afstuderen (UE)

  • Code

    L.31128

  • Studiebelastingsuren

    560

  • Taal

    nl-NL

  • Kwartiel van uitvoering

    1, 2

Deze leereenheid is ontwikkeld voor studenten die na het tweede jaar van de bachelor voltijd willen afstuderen in de Associate Degree Sociaal Werk.

Tijdens het afstuderen past de student al het geleerde uit de opleiding in de praktijk toe. Dit wordt gedaan door het analyseren van een praktijksituatie, het maken van een innovatieplan en het uitvoeren van interventies om de gewenste situatie te bereiken. Daarnaast laat de student zien een beginnend sociaal werker te zijn door het voeren van een professioneel gesprek over zijn of haar professionele ontwikkeling en een discussie over maatschappelijk onderwerpen aan de hand van stellingen gerelateerd aan de professie Sociaal Werk.

Competenties

  • Kwalificatie 1: Actief openstellen en signaleren
  • Kwalificatie 2: Bevorderen van sociaal functioneren in en van de primaire leefomgeving
  • Kwalificatie 3: Bevorderen van sociaal functioneren van mensen in hun netwerken
  • Kwalificatie 4: Bevorderen van sociaal functioneren in en van gemeenschappen
  • Kwalificatie 5: Effectief en efficiënt werken
  • Kwalificatie 6: Samenwerken
  • Kwalificatie 7: Actief en ondernemend werken
  • Kwalificatie 8: Leren en ontwikkelen
  • Kwalificatie 9: Onderzoeken en innoveren
  • Kwalificatie 10: Kritisch en ethisch reflecteren

Leerdoelen

1BK2: Je hebt kennis van de kerntaken en kernwaarden van het beroep van Social Work.  

1BL2: Je bent je bewust van de rol die je hebt in het beïnvloeden van het welzijn van individuen vanuit de opdracht van het sociaal werk.

1BL3: Je bent je bewust dat je een kijk hebt op sociale vraagstukken vanuit de opdracht van het sociaal werk.

1CC2: Je bent in staat om te communiceren over jouw kernwaarden m.b.t. tot sociale vraagstukken.

1CK5: Je hebt kennis van de achtergronden en beweegredenen van de internationale definitie social work, mensenrechten en de global agenda.

1CK7: Je hebt kennis van de samenhang tussen de geschiedenis van het sociaal werk en dominante politieke opvattingen en achterliggende mensbeelden.

1CL1: Je bent je bewust van je culturele identiteit en hoe die van invloed is op je methodisch handelen binnen het Social Work.

1CL2: Je bent je ervan bewust dat jouw kijk op ondersteunende theorieën van invloed is op je methodisch handelen en de keuzes die je daarin maakt.

1CL3: Je bent je bewust van je politieke opvattingen m.b.t Social Work en je kijk op verschillende mensbeelden met betrekking tot sociale vraagstukken.

1CO2: Je bent in staat om de samenhang tussen de geschiedenis van het sociaal werk, dominante politieke opvattingen en achterliggende mensbeelden te onderbouwen.

2CL3: Je bent je bewust van je eigen vraagstukken m.b.t. ethische waarden en mensenrechten  en hoe deze van invloed zijn op je methodisch handelen binnen de primaire leefomgeving.

3CL2: Je bent je bewust van je eigen rol als sociaal werker in het bevorderen van het sociaal functioneren binnen netwerken.

3CL3: Je bent je bewust van je eigen vraagstukken m.b.t. ethische waarden en mensenrechten  en hoe deze van invloed zijn op je methodisch handelen binnen netwerken.

4CL2: Je bent je bewust van je eigen rol als sociaal werker in het bevorderen van het sociaal functioneren van gemeenschappen.

4CL3: Je bent je bewust van je eigen vraagstukken m.b.t. ethische waarden en mensenrechten  en hoe deze van invloed zijn op je methodisch handelen binnen gemeenschappen.

5DC2: Je bent in staat om de samenwerking te bespreking en waar nodig ter discussie te stellen met de verschillende stakeholders vanuit effectief en efficiënt samenwerken.

6CK2: Je hebt kennis van en inzicht in  de rol van een sociaal werker in een interdisciplinair samenwerkingsverband.

6CL1: Je bent je bewust van je eigen kwaliteiten en valkuilen in het interdisciplinaire samenwerkingsproces.

6CL2: Je kunt op basis van je rolbewustzijn m.b.t  samenwerking, leerdoelen opstellen en nastreven die bijdragen aan de bevordering van het interdisciplinaire samenwerkingsproces.

7CK1: Je hebt kennis van lokale en nationale democratie en wereldburgerschap.

7CK5: Je hebt kennis van de totstandkoming van de financiering en subsidies binnen het sociaal werk.

7CK8: Je hebt kennis van de invloed van (internationale) sociale discoursen op het sociaal werk en sociaal beleid.

7CL1: Je bent je bewust van de  pro-actieve en onderzoekende houding die van je gevraagd wordt ten aanzien van sociale kwesties en beleid en hoe je hier invulling aan geeft.

7CL2: Je bent je bewust van je eigen kijk op politieke ideologieën en hoe deze jouw rol als sociaal werker beïnvloeden.

7CT1: Je bent in staat om onder begeleiding sociale kwesties te signaleren en te agenderen binnen organisaties of politieke omgevingen.

8BT4: Je kunt aangeven hoe jij denkt  een bijdrage te kunnen leveren aan het beroep sociaal werk.

8CC1: Je kiest een passend communicatiemiddel om over je eigen handelen en professionele ontwikkeling te communiceren met diverse belanghebbenden.  

8CC2: Je bent in staat om over je ontwikkelingsproces m.b.t. je professioneel handelen te communiceren met anderen en je hierin kwetsbaar en leerzaam op te stellen.

8CK1: Je hebt kennis van de toepassing van de professionele richtlijnen voor de SW.

8CK2: Je hebt kennis van de toepassing van verschillende methoden om te reflecteren op je professioneel handelen.

8CK3: Je hebt kennis en inzicht in de begrippen veerkracht en kwaliteit van leven en wat deze inhouden voor je werk als sociaal werker.

8CK4: Je hebt kennis van zelfsturing, zelfregulering en zelfmanagement.

8CK5: Je hebt kennis van het begrip een leven lang leren.

8CK6: Je hebt kennis van verschillende leerarrangementen (o.a. intervisie supervisie, coaching)  en hoe deze kunnen bijdragen aan de blijvende ontwikkeling van professionaliteit binnen het sociaal werk.

8CL1: Je bent je bewust van de rol die je als sociaal werker wilt innemen en wat je hiervoor nog moet leren.

8CL2: Je bent je bewust van je eigen onzekerheden en leerpunten en de mate waarin je open staat om hierin te leren.

8CL3: Je bent je bewust van je talenten en hoe je deze in kunt zetten.

8CL4: Je bent je ervan bewust hoe je rol als sociaal werker je energiebalans beïnvloedt en bent in staat om op basis van dit bewustzijn keuzes te maken om zo adequaat zorg te dragen voor je energiebalans.

8CO1: Je kunt ontwikkelingen in het beroep die van invloed zijn op jouw professioneel handelen signaleren en analyseren.

8CO2: Je kunt middels een reflectie beschrijven hoe ontwikkelingen in het beroep invloed kunnen zijn op je eigen professioneel handelen.

8CO3: Je bent in staat om aan te geven welke reflectiemethode het beste bij jou past en dit te beargumenteren.

8CT1: Je bent door te reflecteren op je eigen handelen in staat om te ervaren op welke manier je om kan gaan met uitdagingen en talenten en kunt dit benoemen.

8CT2: Je bent in staat om voor jouw geschikte reflectiemethoden te kiezen en deze te benoemen.

8CT3: Je bent in staat reflectie in te zetten ter bevordering van je bewustwording van de rol die je inneemt als sociaal werker en dit bewustwordingsproces te beschrijven.

8CT4: Je bent in staat om te benoemen en beschrijven hoe je hebt gewerkt aan je eigen professioneel handelen en op basis hiervan te komen tot leerdoelen die helpen om je verder te professionaliseren als sociaal werker.

8CT5: Je bent in staat om aan te geven hoe jij vorm geeft aan de begrippen veerkracht en kwaliteit van leven binnen jouw professioneel handelen.

9BK1: Je hebt kennis van verschillende vormen van kennis binnen  het praktijkgericht onderzoek.  

9BK2: Je hebt kennis van verschillende relevante methoden en onderzoeksinstrumenten binnen praktijkgericht onderzoek.  

9BK3: Je weet waaraan praktijkgericht onderzoek moet voldoen (o.a. apa en schrijfvaardigheid). 

9BK4: Je hebt kennis van de onderzoekscyclus. 

9BK5: Je hebt kennis van het begrip innovatie. 

9BK6: Je hebt kennis van het ontstaan en de ontwikkeling van lectoraten en kenniskringen. 

9BL1: Je bent je bewust van het belang van het hebben van  onderzoekende houding ten aanzien van praktijkvraagstukken voor jouw rol als sociaal werker.

9BT3: Je bent in staat om onderzoeksresultaten te lezen en te benoemen. 

9CK1: Je hebt kennis van vindplaatsen van wetenschappelijke kennis, belangrijke onderzoeksbureaus voor Sociaal werk en vakliteratuur.

9CK2: Je hebt kennis van zoekstrategieën en inzicht in het toepassen van verschillende zoekstrategieën. 

9CK3: Je hebt  kennis van de kwaliteitsaspecten en ethische aspecten die meegenomen dienen te worden in onderzoek.

9CK4: Je hebt kennis en inzicht in verschillende relevante methoden en onderzoeksinstrumenten binnen praktijkgericht onderzoek. 

9CL1: Je bent je bewust van de ontwikkeling van je onderzoekende houding en hoe je deze gebruikt en inzet om praktijkvraagstukken van meerdere kanten te belichten en op waarde te schatten.

9CL2: Je bent je bewust bias in relatie tot praktijkgericht onderzoek en het gebruik van bestaande literatuur en onderzoeken.

9CL3: Je bent je ervan bewust dat ethiek een grote rol speelt binnen praktijkgericht onderzoek.

9CL4: Je bent je ervan bewust welke invloed oordeelsvorming heeft op praktijkgericht onderzoek.

9CO2: Je bent in staat om basis van een analyse van een gestructureerd praktijkvraagstuk je eigen een oordeel te geven en deze te onderbouwen en verantwoorden.

9CO3: Je gaat bij het analyseren en beoordelen van praktijkgerelateerd onderzoek bewust om met de bias in gebruikte literatuur.

9CO5: Je bent in staat om te analyseren welke ethische aspecten een rol kunnen spelen bij een praktijkvraagstuk.

9CO6: Je kunt een bias herkennen en benoemen binnen praktijkgericht onderzoek.

9CT4: Je bent in staat om onder begeleiding de kwaliteits- aspecten en ethische aspecten vanbasis onderzoek meenemen en beargumenteren aan de hand van voorgestructureerde kwaliteitscriteria.

10BC1: Je bent in staat om te communiceren over de normativiteit van het beroep sociaal werk met anderen

10BC3: Je bent in staat om te communiceren over sociale waarden en zingeving.

10BC4: Je weet welke (digitale) communicatiekanalen en middelen je kan inzetten om te communiceren over je eigen normatieve professionaliteit.

10BK2: Je hebt kennis van het ethisch begrippenkader en de daarbij horende denkwijzen.  

10BK3: Je hebt kennis van het begrip normatieve professionaliteit

10BK4: Je hebt kennis van de positionering  van het sociaal werk.

10BL1: Je bent je ervan bewust dat je eigen sociale waarden, normen en zingeving van invloed zijn op je professionaliteit.

10BL2: Je bent je bewust dat sociaal werk een normatief beroep is.

10BL3: Je bent je ervan bewust dat je eigen oordeelsvorming mede tot stand komt op basis van ethische en normatieve aspecten.

10BO1: Je bent in staat om normatieve aspecten te signaleren binnen een sociaal vraagstuk jouw kijk hierop te geven.

10BT2: Je bent in staat om te beschrijven wat normatieve professionaliteit inhoudt.

10CC1: Je bent in staat om in interactie met verschillende belanghebbenden te communiceren over morele vraagstukken en zingeving.

10CC2: Je bent in staat om te communiceren over je eigen sociale waarden en zingeving in relatie tot je professionaliteit.

10CC3: Je bent in staat om te communiceren over de veelheid van (sociale) factoren die bij sociale vraagstukken in het geding zijn.

10CC4: Je kunt bewust communicatiekanalen en middelen inzetten om te communiceren over je eigen normatieve professionaliteit.

10CC5: Je bent je bewust van je eigen kwaliteiten en valkuilen in diversiteitsbewuste communicatie

10CK1: Je hebt kennis van mogelijke ethische onderbouwingen t.a.v. sociale vraagstukken.

10CK2: Je hebt kennis en inzicht in het ethisch begrippenkader en de daarbij horende denkwijzen. 

10CK3: Je hebt kennis van het op methodische wijze analyseren van een moreel dilemma. 

10CK4: Je hebt kennis en inzicht in de (inter)nationale beroepscode.

10CK5: Je hebt kennis van de veelheid van (sociale) factoren op micro-, meso- en macroniveau die bij vraagstukken in het geding zijn.

10CK6: Je hebt kennis van kritisch reflecteren.

10CL1: Je bent je bewust van je eigen normativiteit en zingeving m.b.t. de rol die  je als professional inneemt binnen het sociaal werk.

10CL2: Je bent in staat om jouw antwoorden op zingevingsvragen in relatie met andere gangbare antwoorden te zien en te vergelijken. 

10CL3 :Je bent je bewust dat jouw eigen sociale waarden en zingeving kunnen afwijken van de sociale waarden en zingeving van die van anderen.

10CO2: Je bent in staat om op een methodische wijze een moreel dilemma te analyseren vanuit je professioneel en persoonlijk perspectief en deze te beargumenteren en verantwoorden. 

10CT2: Je bent in staat om je eigen normatieve professionaliteit te herkennen en te beschrijven.

10CT3: Je bent in staat om de wisselwerking tussen je eigen normativiteit en de wettelijke kaders te herkennen en te beschrijven in de praktijk van het sociaal werk.

10CT4: Je bent in staat om je eigen normen en waarden te benoemen en beschrijven ten aanzien van je professionele rol als sociaal werker.

DCT1: Je bent in staat om onder begeleiding sociale kwesties te signaleren en te agenderen binnen de eigen organisatie.

DCO1: Je bent in staat om te beargumenteren waarom bepaalde sociale kwesties relevant zijn voor de eigen organisatie.

DCO2: Je bent in staat om bestaand beleid van een organisatie voor sociaal werk te analyseren.  

DCO3: Je kunt de beleidsagenda van de eigen organisatie beschouwen en aangeven hoe deze van invloed is op sociale kwesties. 

DCK2: Je hebt kennis van beleidsprocessen. 

DCK4: Je hebt kennis van en inzicht in functioneren van organisaties in sociaal werk. 

DCT2: Je bent in staat om gestructureerd en volgens een vooropgezet plan een antwoord te geven op een eenvoudige onderzoeksvraag.

DCT3: Je bent in staat om een onderzoeksmethode te gebruiken voor de beantwoording van een eenvoudige onderzoeksvraag.

DCC1: Je bent in staat om stakeholders te betrekken bij het beantwoorden van een eenvoudige onderzoeksvraag, de gemaakte keuzes en verrichte analyses te verantwoorden naar stakeholders door gebruik te maken van verschillende communicatiekanalen en middelen. 

DCO4: Je bent in staat om te analyseren welke factoren het sociaal functioneren van mensen kunnen bevorderen en beperken. 

Werkvorm

Code Naam
VL Vaardigheidsles
T.56532 Innovatieproject
T.56533 Vakgesprek