Kick off kwartiel 3

  • Code

    L.31249

  • Studiebelastingsuren

    4

  • Taal

    nl-NL

  • Kwartiel van uitvoering

    3

Kick off van kwartiel 3 jaar 1. Tijdens deze kick off worden studenten meegenomen in de beroepsproducten: In control met BIV/AO, Dashboard en PPO in de praktijk.

Competenties

  • SFIB ADFC BT3. Het management te voorzien van financiële en niet financiële stuurinformatie ten behoeve van het besturen en doen functioneren van organisaties en het afleggen van verantwoording hierover.
  • SFIB ADFC1: Samenwerken
  • SFIB ADFC2: Methodisch handelen
  • SFIB ADFC3: Probleemoplossend vermogen
  • SFIB ADFC4: Lerend vermogen
  • SFIB ADFC5: Communiceren

Leerdoelen

  1. De student kan uitleggen waarom het voor bestuurders van belang is om goede stuurinformatie te hebben en waarvoor zij dat gebruiken. 
  2. De student legt uit wat het verschil is tussen ruwe data (gegevens) en informatie. 
  3. De student kan uit de (gegeven) strategie van een organisatie afleiden wat relevante kritieke succesfactoren (KSF’en) voor die organisatie zijn. 
  4. De student definieert KPI’s waarmee je KSF’en op een passende manier wilt meten en beheersen. 
  5. De student kan voor de gegeven KPI’s vaststellen welke data nodig zijn en deze visualiseren. 
  6. De student stelt vast in hoeverre beschikbare data in een specifieke casus geschikt is om KPI’s mee weer te geven. 
  7. De student kan realistische en duidelijke normen (targets) definiëren voor de KPI’s in een specifieke casus. 
  8. De student controleert bestaande gegevens uit de administratie op volledigheid, tijdigheid en juistheid.  
  9. De student kan in een specifieke casus aangeven wat de samenhang is tussen verschillende KSF’en en de strategie in de vorm van een strategiekaart. 
  10. De student zet bestaande gegevens uit de administratie (ruwe data) om, combineert of filtert tot een relevante rapportage van KPIs in de vorm van een dashboard. 
  11. De student toetst verbanden tussen KSF’en en bijbehorende KPI’s op basis van statische technieken zoals correlatie en regressie en kan deze in een dashboard weergeven. 
  12. De student werkt met databases als belangrijkste centrale bron voor managementinformatie.  
  13. De student stelt de informatiebehoefte vast van een klant op basis van een (complexe) klantspecifieke casus. 
  14. De student kan op basis van een (complexe) klantspecifieke casus voorzien in de informatiebehoefte van de klant. 
  15. De student stelt (financiële) periodieke rapportages op in Dynamics en in Excel.  
  16. De student past geavanceerde opties in Excel toe.  
  17. De student stelt een vast, variabel en gemengd kostenbudget op en stelt verschillen in de uitkomsten vast.  
  18. De student stelt een statisch (ex-ante) kostenbudget op, op basis van standaarden en de verwachte bezetting.  
  19. De student stelt een flexibel (ex-post) kostenbudget op.  
  20. De student voert een verschillenanalyse uit en splitst het fabricageresultaat in budgetverschillen, bezettingsverschillen, efficiencyverschillen, prijsverschillen en uitvalresultaten en stelt vast wat de gevolgen zijn voor het berekenen van het perioderesultaat.  
  21. De student licht de statistische basisbegrippen rondom meten, meetschalen, frequentieverdelingen, centrummaten, spreidingsmaten, correlatie en regressie toe.  
  22. De student beschrijft een dataset op basis van statistische kengetallen: centrummaten, spreidingsmaten en scheefheid. 
  23. De student voert een exploratieve data-analyse (EDA) uit op een bestaande, complexe dataset. 
  24. De student onderzoekt statistische verbanden (samenhang) tussen twee of meer variabelen. 
  25. De student beschrijf AO-processen in correct Nederlands, volgens de regels van Rapportagetechniek 
  26. De student beschrijft de primaire processen en de secundaire processen binnen een handelsorganisatie. 
  27. De student kan de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de diverse functionarissen binnen het inkoop en verkoop binnen een organisatie beschrijven.  
  28. De student beschrijft de informatiestromen binnen een organisatie.  
  29. De student kan de voordelen van het beschrijven van de Administratieve organisatie benoemen, en tevens de limitaties aangegeven. 
  30. De student kan bepalen welke beheersmaatregelen ingevoerd moeten worden in een ERP-pakket om dit pakket betrouwbaar te laten functioneren. 
  31. De student kan in een inkoop- of verkoop- of financieel proces nagaan wat de oorzaak is van een geconstateerde fout in een vastlegging en dit corrigeren/aanvullen. 

Werkvorm