• Code

    T.49708

  • Aantal ECTS credits

    3

In de module Inleiding beleidbestuur en politiek (kwartiel 1) heeft de student vooral een politicologische basis gelegd. In de module ‘Maak beleid voor de stad’ staat het beleidsdenken over stadsproblemen centraal. De studenten leren in de rol van beleidsadviseur maatschappelijke vraagstukken te analyseren, uitmondend in een beleidsadvies. Daarmee worden nadrukkelijk de eerste stappen in de beleidsfasen behandeld (tot beleidsuitvoering). Ook dient de student rekening te houden met de belangrijke evaluatiecriteria die bepalen in hoeverre het beleid succesvol zal zijn. Thema’s die behandeld worden sluiten aan bij de kernthema's van de studie Bestuurskunde: Smart cities, de inclusieve stad, omgeveningsstrategie- en mangement en klimaat & energie. De student maakt een individuele schrijfopdracht en bepaalt zijn eigen beleidsthema. 

Maak beleid voor de stad betreft een meer praktische toepassing van beleidsdenken in vergelijking met haar tegenhanger dit kwartiel, Dynamiek van besturen, welke een theoretische conceptuele module behelst over het speelveld van het bestuur waarin de maatschappelijke problemen zich afspelen. In kwartiel 4 vormen deze beide modules de basis voor de uitvoering van de beleidsmodules in leerjaar 2.

Het boek van Elly Straatman, Stad en Beleid, 3e druk wordt in deze module gebruikt.

De module Maak beleid voor de Stad sluit aan bij de volgende BSK competenties:

BSK 1.7 Besluitvormingsprocessen

BSK 1.10 Maatschappelijke/politieke integriteit en governance

BSK 2.5 Beleidsprocessen

BSK 3.1  Beleidscyclus

BSK 3.2 Beleidsanalyse

BSK 3.3 Beleidsinstrumenten

Toetsvorm Werkstuk/Report/Bericht (W)

Toetscriteria

Toepassing methodiek & inhoudelijke kwaliteit

1.De student past de beleidscyclus toe in de praktijk;
De nut en noodzaak van overheidshandelen is op basis van formele stukken (bv. coalitieakkoord) verantwoord.
De nut en noodzaak van agendavorming is op basis van media-aandacht verantwoord.

2. De student kan de context beschrijven van het maatschappelijk probleem;
Er is een beschrijving van de huidige, ongewenste situatie waarin zich problemen voordoen en van de voorgeschiedenis van de problematiek.
Er is aangegeven welke personen of instanties ermee te maken hebben of erbij betrokken zijn, wat zij als probleem ervaren en welke aspecten er aan de problematiek zitten (bijvoorbeeld financieel, sociaal, personeel, ruimtelijk, juridisch etc.) en welke aspecten belangrijk worden geacht en door wie.

3. De student kan een maatschappelijk probleem formuleren in een beleidsprobleem;
Er is een vergelijking gemaakt tussen de huidige en gewenste situatie, uitmondend in een probleemdefinitie.
Het einddoel is smart geformuleerd.

4. De student kan een causaal veldmodel opstellen;
Er is een analyse gemaakt van zoveel mogelijk factoren die in een causale relatie staan tot de problematiek en deze relaties zijn aannemelijk gemaakt (door brongebruik: onderzoeken/ vergelijkingen).
Er is een betrouwbare en controleerbare schets gemaakt van de ernst en/of de gevolgen van het probleem, wat de schade is of wat de gemiste voordelen zijn als gevolg van het probleem, wat de schade is of wat de gemiste voordelen zijn voor de betrokkenen bij het probleem, voor andere maatschappelijke terreinen of voor ander beleid.

5. De student kan een actorenanalyse maken en begrijpt daarmee de belangen(tegenstellingen) van de belangrijkste actoren;
Er is aangegeven welke actoren binnen en buiten de eigen organisatie zijn betrokken bij het vraagstuk en hoe de belangen zicht tot elkaar verhouden.
De randvoorwaarden waaraan het beleid moet voldoen worden beschreven op basis van de actorenanalyse en de probleemdefinitie.

6. De student kan beleidsinstrumenten beoordelen op effectiviteit en/of geschiktheid;
Er is aangegeven welke beleidsinstrumenten geschikt zijn om het probleem op te lossen.

7. De student kan een beleidsadvies schrijven.
Er is een duidelijk kop, romp, staart structuur terug te vinden in het beleidsadvies. Het beleidsadvies wordt afgesloten met een aanbevelingen om tot besluitvorming over te gaan. 
Er is in de taal van de betrokken bestuurder/verantwoordelijke partij gesproken en geeft daarmee aan inzicht te hebben in het politieke spel om een overtuigend verhaal te schrijven.