Oriëntatie methodisch werken

  • Code

    T.56473

  • Aantal ECTS credits

    5

Aan de hand van casuïstiek die zich afspeelt binnen de primaire leefomgeving, netwerken en binnen een gemeenschap toont de student aan dat hij/zij de methodische cyclus en methodieken en werkwijzen kan herkennen.

Vanuit de probleemanalyse binnen de casuïstiek trekt de student vervolgens conclusies over hoe het welzijn te bevorderen binnen de primaire leefomgeving.

Dit gebeurt door middel van een inzichttoets. Aan de hand van casuïstiek maken studenten meerkeuzevragen over:

  • Het herkennen van de methodische cyclus – primaire leefomgeving – netwerken.
  • Het herkennen van methodieken en werkwijzen – primaire leefomgeving – netwerken.
  • Het kunnen benoemen van onderliggende praktijktheorieën (waaronder cognitief gedragsmatig, systemisch en humanistisch).
  • Het aangeven hoe het welzijn bevorderd kan worden in de primaire leefomgeving.
Toetsvorm Digitaal/Digital (D)

Toetscriteria

De toetscriteria van deze individuele toets zijn gebaseerd op de volgende leeropbrengsten: 

1BK10:  Je hebt basiskennis van methodisch werken.  

1BT2: Je bent in staat om op hoofdlijnen de verschillen en overeenkomsten tussen praktijktheorieën te benoemen. 

2BT3:  Je kunt de methodische cyclus herkennen in een gestructureerde situatie gerelateerd aan het sociaal functioneren binnen de primaire leefomgeving.  

2BT4:  Je bent in staat om methodieken en werkwijzen te herkennen die worden toegepast binnen de primaire leefomgeving. 

3BK1: Je hebt kennis van de fasen van methodisch handelen  en hoe deze van toepassing zijn op het netwerkgericht sociaal werken.  

3BT4: Je bent in staat om methodieken en werkwijzen te herkennen die worden toegepast binnen het netwerkgericht werken. 

4BT4: Je kunt een methodische cyclus herkennen in een gestructureerde situatie gerelateerd aan het (sociaal) functioneren van gemeenschappen.