bla bla bla
Organisatie

Column: Waarom meer praten zoveel verschil maakt

Patrick Sins, Saxion
Dr. Patrick Sins Leestijd Minuten

Voordat kinderen op school komen zijn de verschillen in woordenschat enorm. Sommige kinderen beginnen de les al met een achterstand. En dat heeft onmiskenbaar nadelige gevolgen voor het leren en de latere schoolprestaties van deze leerlingen. Hoe is deze achterstand ontstaan en is er wat aan te doen? Baanbrekend onderzoek van Betty Hart en Todd Risley laat zien dat in sommige gezinnen gewoonweg meer en vaker tegen hun peuters wordt gepraat. Sommige kinderen horen in hun eerste vier levensjaren thuis ongeveer 30 miljoen meer woorden dan hun leeftijdsgenoten. Meer praten maakt verschil.

Arme kinderen en kinderen van professoren

In de jaren 60 van de vorige eeuw hadden Betty Hart en Todd Risley van de Universiteit van Kansas een onderzoeksprogramma opgezet met als doel het onderwijs voor kinderen uit de armere buurten in Kansas te verbeteren. Ze ontwikkelden een programma voor kinderen die op de Turner House Preschool zaten. De interventie van Hart en Risley richtte zich op het verbeteren van het alledaagse taalgebruik van kinderen. Om te onderzoeken of hun aanpak rendement opleverde, observeerden Hart en Risley het spontane taalgebruik van kinderen tijdens het vrije spel. Om de voortgang van de arme kinderen op de Turner House Preschool te kunnen vaststellen, keken ze ook naar het taalgebruik van een groep kinderen op de Laboratory Preschool van de Universiteit van Kansas. Dit waren kinderen van professoren aan diezelfde universiteit.

Hart en Risley zagen dat de kinderen op de twee voorscholen het in dezelfde situaties over dezelfde dingen hadden en op eenzelfde manier praatten. Het verschil zat echter vooral in de mate waarin kinderen praatten. De professorenkinderen praatten tenminste twee keer meer dan de Turner House-kinderen. Ze praatten meer over wat ze aan het doen waren, stelden meer vragen en maakten meer opmerkingen. Het leek er volgens Hart en Risley op dat de kinderen van de professoren simpelweg meer wisten over alles. Erger nog was dat de snelheid waarmee de arme kinderen nieuwe woorden leerden aanzienlijk was dan die van de kinderen op de Laboratory Preschool. Als gevolg hiervan zagen Hart en Risley dat de kloof in woordenschat tussen de twee groepen alsmaar toenam. 

Hoe kan het dat kinderen zo extreem verschillen in de snelheid waarmee ze nieuwe woorden leren? Hart en Risley realiseerden zich dat ze, om deze verschillen te begrijpen, moesten kijken naar wat er thuis gebeurt vanaf het moment dat de kinderen leren praten. 

Hart en Risley wilden onderzoeken welke ervaringen kinderen thuis hebben als het gaat om taalverwerving. Ze kwamen erachter dat er nauwelijks onderzoek was gedaan waarin over langere tijd data werd verzameld bij kinderen thuis. Daarom besloten Hart en Risley dat zelf te doen, en hoe! Ze durfden het aan om bij 42 gezinnen twee en een half jaar lang observaties te doen, waarbij ze elke maand een uur lang "alles" bijhielden wat er gezegd en gedaan werd met het kind. Een collega van Hart en Risley zei dat ze "gek" waren om dit helse karwei te ondernemen. Dit onderzoek betekende namelijk dat Hart, Risley en hun collega's niet alleen observaties planden en uitvoerden, maar ook dat ze 1300 uren aan observaties hebben uitgeschreven. Dit resulteerde in 30.000 bladzijden aan transcripties waarin ze elke uiting op verschillende manieren hebben bijgehouden en geanalyseerd. Het heeft uiteindelijk zes jaar geduurd voordat ze hun resultaten konden bekijken. Monnikenwerk van de hoogste plank. 

Hart en Risley gingen nauwkeurig en gedegen te werk. Ze startten hun observaties toen de kinderen 7-9 maanden oud waren. Ze volgden de gezinnen tot de kinderen drie jaar oud werden. Op basis van het beroep van hun ouders onderscheidden de onderzoekers drie groepen in hun steekproef: dertien gezinnen met een hogere sociaaleconomische status (SES), 23 gezinnen met een midden- of lagere SES en zes gezinnen waarvan de ouders een uitkering ontvingen. Net als de Turner House-kinderen bleken de driejarige kinderen uit de uitkeringsgezinnen niet alleen een kleinere woordenschat te hebben, maar ook minder snel nieuwe woorden te leren. 

Drie ontdekkingen

De resultaten van het onderzoek laten zich samenvatten door de titel van deze column: "Waarom meer praten zoveel verschil maakt". Hart en Risley deden drie opmerkelijke ontdekkingen. De eerste was dat er enorme verschillen waren tussen de gezinnen als het gaat om hoeveel er met de kinderen werd gesproken. Kinderen uit uitkeringsgezinnen hoorden de helft minder woorden (616 woorden per uur) dan kinderen uit een laag- of midden SES (1251 woorden per uur) en minder dan een derde van het aantal woorden dat een gemiddeld kind uit gezinnen met een hogere SES hoort (2153 woorden per uur). De taalachterstand die kinderen uit uitkeringsgezinnen hebben, loopt volgens deze studie vanaf hun eerste levensjaar op met gemiddeld 600-1500 woorden per uur. Wanneer we dit doortrekken naar de leeftijd dat kinderen naar school gaan, bedraagt de kloof met kinderen uit gezinnen met een hogere SES al meer dan 30 miljoen woorden!

De tweede ontdekking die Hart en Risley deden, was dat ouders met een uitkering niet alleen minder praten met hun kinderen, maar dat ze het gedrag van hun kinderen bovendien vaker ontmoedigen dan de ouders van de kinderen uit de andere groepen doen ("stop", "houd op" en "niet doen"). Bovendien uitten deze ouders minder vaak bemoedigende woorden. Waar een gemiddeld kind uit een gezin met een hogere SES in een jaar 166.000 bemoedigende en 26.000 ontmoedigende woorden hoort, ontvangen kinderen uit uitkeringsgezinnen 26.000 bemoedigingen en 57.000 ontmoedigen van hun ouders. Kinderen uit uitkeringsgezinnen hoorden thuis, vanaf het moment dat ze beginnen met het leren van de taal, tot twee keer vaker een ontmoediging dan dat ze bemoedigingen hoorden.

Als laatste ontdekten Hart en Risley dat de grote verschillen tussen kinderen in de hoeveelheid taal die zij thuis, voordat ze naar school toe gaan, ondervinden nauw verbonden is aan de grote verschillen in leerprestaties. Zo vonden Hart en Risley dat de interacties van ouders met hun kinderen een enorme impact heeft op hoe kinderen taal leren en gebruiken. Op enkele uitzonderingen na komt het erop neer dat hoe meer ouders met hun kinderen praten, des te sneller de woordenschat toeneemt en des te beter het woordenschatgebruik en de leerprestatie is. Daarnaast vonden ze dat de mate waarin kinderen werden ontmoedigd een dempend effect had op hun taalontwikkeling. Ook zagen Hart en Risley dat de woordenschat van kinderen op hun derde levensjaar een voorspellende waarde heeft voor hun taalprestatie als ze 9-10 jaar oud zijn. 

De betere schoolprestaties van kinderen uit gezinnen met een hogere SES zijn nauwelijks verrassend als we weten hoeveel meer ze met (verrijkte) taal in aanraking zijn gekomen voordat ze naar school gaan. De kloof in woordenschat tussen kinderen uit verschillende bevolkingsgroepen lijkt onoverbrugbaar. Zo rekenden Hart en Risley uit dat kinderen uit uitkeringsgezinnen vanaf hun geboorte wel 40 uur per week extra taalondersteuning nodig hebben om minimaal evenveel ervaring met taal te hebben als kinderen uit gezinnen met een midden- of hogere SES. Dat is wellicht niet reëel, maar gezien de doorwerking die de kloof in woordenschat heeft voor wat betreft de verdere schoolcarrière van kinderen, zijn alle interventies die bijdragen aan het dichten ervan wenselijk. Zo omschrijft Lynn Perry in een recent wetenschappelijk artikel dat het voor kinderen uit gezinnen met een lagere SES voor hun taaltonwikkeling van belang is dat ze veel interacties met hun leeftijdsgenoten en hun leraren hebben. Laten we de kloof dus dichten waar het nu kan. Op school door veel met elkaar te praten. 

Bronnen

Hart, B., & Risley, T. (1995). Meaningful differences in the everyday experience of young American children. Baltimore: Brookes.

Perry et al. (2018). A year in words: The dynamics and consequences of language experiences in an intervention classroom. PLOS ONE, 13(7), e0199893.

Patrick Sins, Saxion

Dr. Patrick Sins

Patrick Sins is lector Vernieuwingsonderwijs Saxion en Thomas More hogeschool

Gerelateerde artikelen

Symen van der Zee en Willeke Slingerland (fotografie: Thomas Busschers) Onderzoek

Saxion komt met module Moreel Kompas: ‘Wat je hier oefent, is natuurlijk een blauwdruk voor hoe je de samenleving ingaat’

05 maart 2024
Expeditie Dalton karakters Helen, Stan en Kweenie Organisatie

Expeditie Dalton: een nieuwe online leeromgeving

26 juni 2023
Onderzoek

In de voetsporen van Maria Montessori: Jaap de Brouwer wint International Montessori Award